In het leesjaar B is de evangelist Marcus meer dan dertig maal aan het woord op zondag. Op hemelvaart horen we het slot van zijn evangelie (Mc. 16,15-20). Deze tekst zorgt voor enige problemen. Hij is immers later aan het Marcusevangelie toegevoegd.
Marcus besluit zijn evangelie met de boodschap van een jonge man aan de vrouwen, die op de vroege paasochtend naar het graf komen om er Jezus te balsemen. Hij verkondigt hun dat Jezus uit de dood is opgewekt. De vrouwen zijn zo perplex over dit nieuws dat zij op de vlucht slaan en niets zeggen (Mc. 16,1-8).
Missionair
In de verzen die er later zijn aan toegevoegd, komen gegevens uit andere evangelies, zoals de verschijning aan Maria uit Magdala, de verschijning aan de twee leerlingen op weg naar Emmaüs en dan de verschijning aan de elf. Jezus hekelt hun ongeloof, dat zij al hadden toen hij onder hen was en dat bleef bestaan nadat hij was verrezen. Hij neemt afscheid van hen met de opdracht: “Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het evangelie aan heel de schepping.”
Deze zin werd en wordt veel geciteerd in kerkelijke documenten. Hij wijst op onze missionaire verantwoordelijkheid. Maar we blijven zitten waar we zitten. Wij blijven thuis en spreken niet te veel over Jezus. Wij willen niet gestoord worden en zullen ook anderen niet storen.
Wij weten nochtans dat hemelvaart ons voor een dubbele opgave stelt: we moeten kijken en verlangen naar de hemel en zullen tegelijk hier werken en bouwen aan het huis van de mens. Hemelvaart is de dag waarop we onze blik in twee richtingen gaat. Het is vooral de dag waarop Jezus ons zendt. Hij schept een nieuw begin.
Jezus is bij de Vader en hij blijft heel dicht bij ons aanwezig. Zijn heengaan luidt een nieuwe periode in, deze waarin hij wordt verkondigd en waarin wie in hem gelooft, wordt gedoopt.
In zijn naam zullen zijn leerlingen duivels uitdrijven, demonen overwinnen. Wij kunnen op velerlei wijzen bezeten zijn, gevangen door passie en bezitsdrang. Het evangelie wil er ons van bevrijden. Het zet aan om ongerechtigheid te bestrijden.
De leerlingen van Jezus zullen nieuwe talen spreken. De nieuwe taal is de taal van de liefde. In de gemeenschap van christenen zijn mensen van allerlei landen opgenomen. Een taal helpt om contact te leggen. De boodschap van Jezus is in zoveel landen en talen gekend. Een taal is een brug naar een ander.
Zorg om zieken
Een opvallende zin in de opdracht van Jezus is deze naar de zieken toe: “Als ze aan zieken de handen opleggen, zullen deze genezen zijn” (Mc. 16,18).
In zijn boodschap voor de internationale Ziekendag 2018 wijst paus Franciscus op onze verantwoordelijkheid voor wie ziek zijn. Wij moeten ons steeds voor ogen houden dat het hart van Jezus voor iedereen openstaat, zonder uitzondering. “Het Evangelie van het Koninkrijk moet aan iedereen verkondigd worden en de naastenliefde van christenen moet zich richten tot iedereen die noodlijdend is, gewoon omdat deze mensen kinderen van God zijn.”
De Kerk heeft een moederlijke roeping voor mensen in nood en zieken. Doorheen de tijd heeft ze op dit gebied veel initiatieven genomen. “Deze geschiedenis van toewijding mag niet vergeten worden. Zij gaat vandaag door, in heel de wereld. In landen waar voldoende openbare gezondheidsvoorzieningen zijn, levert het werk van katholieke congregaties, bisdommen en hun hospitalen, niet alleen medische zorg van kwaliteit, maar probeert het ook de mens in het midden van het therapeutisch proces te plaatsen en het wetenschappelijk onderzoek met respect te laten verlopen voor het leven en de christelijke morele waarden. In landen waar de gezondheidsvoorzieningen ontoereikend of niet aanwezig zijn, werkt de Kerk om de mensen zo veel mogelijk medische verzorging te geven, kindersterfte te beperken en bepaalde veel verspreide ziekten uit te roeien. Zij probeert overal zorg te verlenen, ook al kan zij niet genezen. Het beeld van de Kerk als een veldhospitaal dat iedereen opvangt die door het leven gekwetst is, is een heel concrete realiteit, want in bepaalde delen van de wereld geven alleen de hospitalen van missionarissen en bisdommen, de nodige zorgen aan de bevolking.”
Ziekte, geen commerciële markt
De herinnering aan de lange geschiedenis van dienstbaarheid aan zieken houdt de plicht in om in onze tijd deskundige en goede zorg te verlenen. “Dit erfgoed van het verleden is een goede hulp om de toekomst te plannen. Bijvoorbeeld om katholieke hospitalen te behoeden voor het gevaar van een ondernemingsgeest die de gezondheidszorg overal ter wereld wil binnenleiden in de context van de commerciële markt, waarvan de armen uiteindelijk uitgesloten worden. Intelligente organisatie en naastenliefde vereisen eerder dat de persoon van de zieke gerespecteerd wordt in zijn waardigheid en steeds in het midden van het verzorgingsproces blijft. Deze richtlijnen gelden ook voor christenen die in openbare instellingen werken en door hun dienst geroepen zijn een goed getuigenis te geven van het Evangelie.” De opmerking van de paus is actueel en heel terecht.
Gezondheidspastoraal
Op het einde van zijn boodschap haalt de paus het woord aan van Jezus: “En deze tekenen zullen de gelovigen vergezellen: als zij aan zieken de handen opleggen, zullen dezen genezen zijn” (Mc. 16, 17-18). Jezus heeft zijn genezingskracht als gave aan de Kerk nagelaten. Zij weet dat zij de blik van haar Heer op de zieken moet laten rusten, een blik vol tederheid en medelijden. “De gezondheidspastoraal blijft en zal altijd een noodzakelijke en wezenlijke opdracht blijven, die met vernieuwde begeestering moet gebeuren, te beginnen met de parochiegemeenschappen tot en met de meest gespecialiseerde zorgcentra. Wij mogen hier de tederheid en volharding niet vergeten waarmee vele gezinnen hun kinderen, ouders en andere familieleden begeleiden, die aan chronische ziekten lijden of zwaar gehandicapt zijn. De zorgverlening binnen het gezin zelf, is een buitengewoon liefdesgetuigenis van de mens en moet door gepaste dankbaarheid en een gepast politiek beleid ondersteund worden. Dokters en verplegend personeel, priesters, religieuzen en vrijwilligers, familieleden en iedereen die zich voor de verzorging van zieken engageert, nemen aan deze zending van de Kerk deel. Het is gedeelde verantwoordelijkheid die de waarde van ieders dagelijkse dienstbaarheid verrijkt.”
Gebed met handoplegging
Een aantal geloofsgemeenschappen geven sinds enkele jaren meer aandacht aan het gebaar van de handoplegging.
Wie de gebedsdiensten meeviert in de abdijkerk van Iona (Schotland), ontdekt de thema’s die deze gemeenschap dierbaar zijn: vrede en sociale gerechtigheid, zorg om de kwetsbaarheid in onszelf en bij anderen. Mensen zijn daar eeuwenlang komen bidden bij het graf van de heilige Columba vanuit het vertrouwen in het gebed om genezing. Wekelijks is er een avondgebed dat uitdrukkelijk in het teken staat van het gebed om genezing. Het is bidden opdat wij zouden handelen zoals Jezus. Hij benaderde de zieken. Hij hoorde hun smeken, hij raakte hen aan, sprak hen aan, hij hielp hen om op te staan.
In de gebedsdienst op dinsdag worden veel namen genoemd. Mensen die vragen voor hen te bidden. Voor wie wil is er een handoplegging, niet om er iets magisch van te verwachten. Schoon is dat achter zij die voor de handoplegging knielen er een rij is van mensen, die tegelijkertijd de hand op de schouders leggen. Je staat er niet alleen voor.
In de City-kirche St. Jakob in Zürich staan al twintig jaar elke zaterdag tussen 10 en 13 uur enkele mensen beschikbaar om de handen op te leggen aan wie dit wensen. De handoplegging gebeurt in stilte. Ze laat Gods zegen over mensen komen die als een schaal ontvankelijk zijn voor het water uit de bron. Ze vult zich met water en laat het overstromen naar anderen. Dit verwijst naar een mooie tekst van Sint Bernardus van Clairvaux in zijn commentaar op het Hooglied: Afwateringskanaal of waterbekken.
“Wees verstandig en maak jezelf tot een waterbekken
en niet tot een afwateringskanaal.
Kijk maar eens naar een afwateringskanaal.
Een afwateringskanaal loost het water
onmiddellijk zodra het water binnenkomt.
Bij een waterbekken is dat anders.
Een waterbekken wacht totdat het geheel vol is.
Dan pas begint een waterbekken over te lopen.
Een waterbekken deelt uit van eigen volheid
terwijl het zelf gevuld blijft.
Liefde vloeit over.
Ze houdt voor zichzelf wat ze zelf nodig heeft.
En wàt ze heeft wil ze in overvloed hebben,
om rijk te kunnen zijn ook voor anderen.
Kijk naar de bron!
Kijk naar de bron zelf van het leven.
Laat eerst jezelf vullen.
Laat daarna wat de bron je nog méér geeft
overvloeien naar anderen.
Liefde stroomt over.
Je leeg laten lopen is niet wat liefde vraagt
Voor wie kun je goed zijn als je voor jezelf slecht bent?
Zie naar de bron van het leven.
Vul eerst jezelf zoveel dat je overvloeit naar anderen.
Dan zal ik graag genieten van jouw overvloed.”
Hemelvaart, een feest waar we onze schaal laten vullen door Jezus om verder door te geven.
Het evangelie van Marcus eindigt met een boodschap van vertrouwen voor allen die zich op weg begeven en de Heer verkondigen. “Zij trokken uit om overal te prediken en de Heer werkte met hen mee en schonk kracht aan hun woord door de tekenen die het vergezelden.”