Want wat het geloof van de leerlingen betreft waren zij precies in dezelfde situatie als wij. Toen en nu gaat het om dezelfde vraag: geloof ik dat God zich openbaart in dat wat ik zie, wat ik ervaar, of geloof ik dat niet? Op dat punt hadden de leerlingen het niet gemakkelijker dan wij. In onze geloofssituatie zijn wij hen heel nabij. Het gaat er niet om of wij Jezus kunnen betasten, of wij met Hem kunnen eten. In wezen gaat het er om: dat mijn ogen, zoals bij de leerlingen van Emmaüs, opengaan voor God. Het gaat er om of ik een menselijke ervaring kan duiden als komende van God. De leerlingen van Emmaüs hadden hun ontmoeting met de Verrezene ook kunnen beleven als een visioen of een hallucinatie. Maar zij hebben in hun samenzijn, terwijl zij samen over Jezus spraken, Hem mogen ervaren als de Levende. In het evangelie van vandaag gaat het in wezen om deze geloofsgetuigenis:
De Heer leeft, God heeft Hem niet in de dood gelaten. Hoe deze ervaring dan ook beschreven is, is bijkomstig. Wij weten dat Jezus na de verrijzenis een geestelijk lichaam bezit, geen drank of voedsel meer nodig heeft, niet meer aan tijd en ruimte gebonden is.
Als gelovigen gebeurt bij ons eigenlijk precies hetzelfde. God zullen wij nooit direct ervaren, van aangezicht tot aangezicht. God zullen wij alleen ervaren als Hij ons nabij geweest is, als Hij voorbijgegaan is in de gestalte van iets anders. Zijn gelaat kan oplichten in de goedheid van een medemens, Zijn stem kan men horen als een oproep die komt van een mens die in nood is. Zijn kracht kan men speuren als wij met Hem verbonden ons inzetten voor een betere wereld. Zijn aanwezigheid kunnen wij bemerken als wij bij een terugblik op onze levensweg erkennen: God heeft mij bijgestaan.
Hoogtepunten van Godservaringen zijn volgens het evangelie van vandaag waar christenen samen biddend Jezus ter sprake brengen. Waar zij samen de Schrift lezen, zal Hij de zin daarvan verklaren; waar wij tot Zijn gedachtenis het Brood breken, is Hij de levende. De onzichtbare werkelijkheid breekt door als Hij ons de ogen opent.
Zo gebeurde het bij de eerste leerlingen, zo gebeurt het ook vandaag: "Toen Hij uit hun ogen verdwenen was, zeiden ze tot elkaar: brandde ons hart niet in ons, terwijl Hij tot ons sprak." Wat eertijds is geschied, gebeurt ook aan ons vandaag...