Zusters en broeders,
Schriftgeleerden en farizeeën zijn niet direct Jezus' beste vrienden, maar toch stelt een van hen aan Jezus de vraag wat het gehele gebod is. Misschien is die vraag niet eens eigenaardig, want er zijn niet minder dan 613 geboden en verboden aaraan de joodse gelovige zich nauwgezet moet houden. Niet verwonderlijk dus dat zelfs een schriftgeleerde niet honderd procent zeker is welke van de honderden geboden en verboden het allerbelangrijkste is. Dus vraagt hij het aan Jezus, en het is duidelijk dat hij Hem serieus neemt, wil dat hij Hem 'Meester' noemt.
Opvallend is dat Jezus, net als Mozes in de eerste lezing, begint met 'Luister, Israël!' En dat is niet zomaar een woord, nee het geeft direct de diepte aan. Luister naar de woorden van God en doe wat je hoort. Leef dus naar de woorden van God. Luister ook naar elkaar en naar andere mensen. Doe wat ze zeggen over vragen.
Precies in dat verband is er iets heel merkwaardigs in de reactie van de schriftgeleerde. Hij prijst Jezus om zijn antwoord, hij herhaalt zelfs wat Jezus heeft gezegd, maar hij doet dat maar gedeeltelijk. Hij zegt alleen dat houden van God grenzeloos is, maar herhaalt niet wat Jezus doel toevoegde: 'Gij zult uw naaste beminnen als uzelf. Er is geen ander woord voornaam dan deze twee.' Is het misschien daarom dat Jezus tegen hem zegt: 'Gij staat niet ver af van het Koninkrijk van God.' En dat is het koninkrijk van liefde, vrede en gerechtigheid voor alle mensen, dus ook voor zieken, armen, melaatsen, blinden en zo meer: allemaal mensen die heel vaak werden uitgestoten door de joodse gemeenschap, ook door schrijftgeleerden en farizeeën, willen zijzagen zagen al die tekorten als een straf van God aan zondaars. Is het misschien ook daarom dat niemand nog een vraag durfde stellen aan Jezus, zoals we hoorden op het einde van het evangelie? Hij zei dat het tweede gebod op dezelfde hoogte al het eerste was, en dat de namen ze niet aan. Wat misschien ook meespeelde is dat zij het Koninkrijk van God zag als het verdrijven van de Romeinse bezetter en het herstel van het koninkrijk van David, terwijl Jezus het zag als een rijk van liefde, vrede en gerechtigheid.
Zoals zo waarschijnlijk moeten wij ons ons afvragen waar wij staan in dat verhaal. Misschien kennen we het antwoord op de vraag wat het enorme aanbod is. 'Boven al bemin één God!' luidt het eerste van de tien geboden, maar gaan we verder dan dat? Nemen we ook aan dat het tweede gebod zelfs belangrijk is? Jezus kent maar één gebod en dat is: Houd boven al van God en houd evenveel van uw naaste als van jezelf. Luisteren we ook naar dat gebod? Met andere woorden: leven we in woord en daad? Of zijn we zoals het schriftgeleerde, en nemen we alleen het eerste deel van het gebod aan?
Zusters en broeders, het is een vraag die we onszelf moeten stellen. Is ons niets meer dan woorden, of is het betrouwbaar in heel ons doen en denken? Of is dat te veel van ons gevraagd, of durven we niet voor ons geloof, omdat we bang zijn voor de reacties van onze medemensen? Maar in al onze twijfels kunnen we onszelf sterken door de zekerheid dat God van ons houdt zoals wij zijn. Laten we ons dus ontspannen zijn liefde waard te zijn, zodat het verlangen groeit om zijn liefde uit te dragen in heel ons leven. Amen.