Het evangelie van vandaag bevat voor mij twee delen: het eerste deel zou ik geloven voor dummies willen noemen, het tweede deel is geloven voor gevorderden. Het begint dus met geloven voor dummies: een man vraagt aan Jezus wat hij moet doen om deel te hebben aan het eeuwig leven. Hij vraagt dus niet hoe hij nu gelukkig kan worden, maar wel hoe hij het eeuwig leven kan krijgen. Op zich is dat een heel egoïstische vraag, maar dat neemt niet weg dat Jezus een heel sociaal antwoord geeft. Hij antwoordt namelijk dat hij de tien wegwijzers moet volgen die Mozes het volk meegaf. Zij geven de richting aan van het beloofde land, voor Jezus het Rijk Gods, voor de vraagsteller het eeuwig leven. Die tien wegwijzers spreken niet over het leven na de dood, het zijn wegwijzers die je vertellen hoe je als gelovige kan leven en vooral ook samenleven met anderen. Het gaat dus om het naleven van een paar fundamentele morele regels. Dat is de eerste laag van geloven. Om die eerste laag van geloven te kunnen beleven, is het echter aangewezen dat je wat dieper gaat. Jezus vernoemt het eerste dubbele gebod niet expliciet, ik weet niet of we daar iets moeten achter zoeken, maar dat eerste dubbele gebod is wel fundamenteel. Het gaat over het liefhebben van God en je naaste. Die wegwijzers naleven is maar doenbaar als je vertrekt vanuit een relatie met God. Dan kan je liefhebben omdat je jezelf ook bemind mag weten, trouw blijven omdat je weet dat God jou altijd trouw blijft, niet doden omdat je weet dat God ons het leven schenkt, enz ...
En zo komen we bij de tweede laag van geloven. Dat geloven komt er op neer dat je relatie met God zo diep geworteld is dat je je leven in Gods handen durft te leggen. In een samenleving waarin de meeste mensen houvast zoeken in bezittingen en welvaart, roept Jezus op om je niet vast te klampen aan die bezittingen maar los te laten en alles – echt alles – in te zetten voor welzijn. Wie kan dat? De Kerkgeschiedenis kent enkele voorbeelden van mensen die alles achtergelaten hebben om heel hun leven ten dienste te stellen van God en de medemens. Ze zijn tot grote dingen in staat omdat ze vrij zijn, niet gebonden aan een plaats, aan mensen, aan dingen. Vanuit die totale vrijheid kan je volledig gegeven mens zijn. Het kan dus ... maar het is ook duidelijk dat dit niet voor iedereen is weggelegd. Dit stukje evangelie mag dan voor gevorderden zijn, toch lijkt het me een soort elfde wegwijzer naar het Rijk Gods voor iedereen.
Alles loslaten is misschien ook voor velen van ons een stap te ver. Maar waarvoor leven we? Leven we om steeds meer welvaart te creëren voor onszelf of leven we met en ten dienste van anderen? Gaat het in ons leven vooral om mensen of hangen we vast aan onze bezittingen? De meesten van ons zouden graag kunnen antwoorden dat we leven ten dienste van anderen. Dat we dit willen is al een goed vertrekpunt, maar daarmee zijn we er natuurlijk nog niet. We voelen allemaal aan dat dit geen eenvoudige keuze is, want er is onze familie, onze vrienden en vriendinnen. Wil Jezus dat we dat allemaal loslaten? Ja, Jezus vraagt dat van enkele mensen en Hij beseft maar al te goed hoe moeilijk dit is. En als we dat niet kunnen, zijn we dan voor eeuwig verdoemd? Het is moeilijk daarop te antwoorden, maar in de geest van het evangelie zou ik “neen” antwoorden. Jezus voorziet namelijk dat Gods liefde en genade uiteindelijk alles in orde brengt. Dat betekent nu niet dat we niet moeten proberen om los te geraken van bezit. Willen we echt de Blijde Boodschap in woord en daad verkondigen – de taak van een geloofsgemeenschap – dan zullen we af en toe moeten kiezen voor anderen. Een gezin, familie, vrienden en vriendinnen kunnen je daarin steunen, maar soms zijn ze ook iets wat ons tegenhoudt om voluit te gaan. Het komt er om aan een gezond evenwicht te vinden waarin je familie en vrienden en vriendinnen een plaats geeft maar ook nog mens voor andere mensen kan zijn. Dat evenwicht is voor iedereen anders. Ik geloof wel dat hoe meer tijd we maken voor gebed, hoe meer we loskomen van onnodige banden. Ik heb grote bewondering voor de mannen en vrouwen die zich helemaal vrij kunnen maken. Ze zijn onmisbaar voor de geloofsgemeenschap als een levende heenwijzing naar God die zich geeft aan ons. Mij lukt het niet om in mijn eentje te leven. Ik probeer met vallen en opstaan er te zijn voor mensen die een luisterend oor of een helpende hand nodig hebben en af en toe lukt dat wonder wel ... God zij dank misschien. Het is een schamper begin ...