‘Ik wil zingen voor mijn vriend, zingen het lied van mijn vriend en zijn wijngaard.’
Zusters en broeders, zo klinkt het in de eerste lezing, en dat klinkt ook nu heel mooi, want de wijngaarden trekken alle aandacht, de pluk is nog volop bezig en de resultaten worden afgewogen. Dus is alles net zoals vroeger, ook ten tijde van Jezus, want ook in het evangelie staat de wijngaard centraal. Maar in beide lezingen is het verre van een mooi verhaal. De wijngaard in de eerste lezing brengt ondanks dat mooie lied alleen maar wilde vruchten voort, en de wijnbouwers in het evangelie vermoorden de dienaars en zelfs de zoon van de wijngaardenier, want ze willen zich meester maken van zijn wijngaard.
Opvallend is dat beide parabels beeldverhalen zijn van de werkelijkheid. In de eerste lezing staat de wijngaard symbool voor Israël. Hij brengt alleen maar wilde vruchten voort omdat zowel het volk als de leiders helemaal niet trouw zijn aan het verbond dat ze met God de Heer hebben gesloten. Ze gaan liever hun eigen weg, en dat is een weg van heidendom, van geen liefde en vrede, van egoïsme en onverschilligheid. Zevenhonderd jaar later vertelt Jezus een variant van hetzelfde verhaal, maar dit keer is de aanklacht direct gericht tegen de religieuze leiders die Hem helemaal niet willen erkennen, integendeel, ze vermoorden Hem op het kruis, net zoals de zoon in de parabel vermoord wordt.
Zoals altijd moeten wij ons afvragen waar wij staan in de beide parabels. Niet alleen wij, maar alle mensen. Het begon immers allemaal zo mooi. Adam en Eva kregen de prachtige tuin van Eden cadeau van de Schepper, een echt aards paradijs, en wat brachten ze ervan terecht? Ze onderhielden hun tuin niet, nee, ze plukten vruchten die hun niet toebehoorden omdat ze even machtig wilden zijn als God.
God de Heer zei ook tegen Adam en Eva: ‘Breng de aarde onder uw gezag,’ maar wat heeft de mens van dat gezag terechtgebracht? De prachtige oceanen zijn vuilnisbakken van plastiek en andere rommel geworden. Wouden vol schitterend leven worden afgebrand om plaats te maken voor wat de mens winst opbrengt, en wouden die niet afgebrand worden, branden toch af door de opwarming van de aarde. Een opwarming die het gevolg is van het menselijk gedrag zonder rem, zonder beheersing en zonder respect voor milieu en natuur. Nee, de mens zorgt niet goed voor de wijngaard die hij van de Heer in bruikleen heeft gekregen. Doen wij dat wel, of leven ook wij er maar op los zonder ons iets van natuur en milieu aan te trekken?
En God de Heer zei ook tegen Adam en Eva: ‘Wees vruchtbaar, word talrijk en bevolk de aarde.’ Dat heeft de mens zeker gedaan. Hij is talrijk geworden, zeer talrijk, en hij bevolkt heel de aarde, maar velen vluchten weg van de plaats waar ze geboren zijn. Ze streven naar een andere en veilige wereld. Een wereld zonder burgeroorlog, zonder uitbuiting, zonder geweld, zonder terrorisme, zonder honger en armoede. Maar in die veilige wereld zijn ze dikwijls niet welkom omdat ze anders van kleur zijn, anders denken, anders leven. Racisme, vreemdelingenhaat, ongelijkheid, onverschilligheid en meer van die mensonwaardige houdingen staan de tachtig miljoen vluchtelingen dikwijls te wachten. En ook in de veilige landen is er vaak onderling racisme, rassen- en vreemdelingenhaat, en is de tuin van Eden dikwijls heel verwaarloosd. En daarbij moeten we ons afvragen of wijzelf wél vruchtbaar zijn. Vruchtbaar in liefde en vrede, in gelijkheid, in hulpvaardigheid, in barmhartigheid, in goedheid.
Voor zijn hemelvaart zei Jezus tegen zijn apostelen: ‘Ga op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat Ik u opgedragen heb.’ Zo werd Gods Kerk geboren. Heeft zij zich altijd aan die liefdevolle opdracht van de Heer gehouden? Heeft zij altijd uitgedragen wat Jezus haar had opgedragen, of heeft ze soms verkozen haar eigen weg te gaan, die niet altijd de weg was van liefde en vrede?
Zusters en broeders, God de Heer gaf ons zijn wijngaard, zijn heerlijke tuin van Eden in bruikleen, en wat hebben we ervan terechtgebracht? Ik denk dat we het niet beter doen dan Adam en Eva. Laten wij ons dus echt inzetten om het wél beter te doen. Beter door ons respect voor milieu en natuur, beter door in alle omstandigheden Gods weg van liefde en vrede te gaan voor al onze medemensen. Niet alleen wij, maar ook onze Kerk. Amen.