Polyinterpretabel, met dit moeilijke woord besloot een gespreksleider de discussie over een parabel van Jezus.
Polyinterpretabel. Dit wil zeggen een tekst kan voor veel interpretaties vatbaar zijn. Dit is wel het geval met een aantal parabels van Jezus. Vandaag horen wij zijn parabel over de eigenaar van een wijngaard op zoek naar arbeiders.
Er zijn meerdere zinnen in deze parabel waar we kunnen over nadenken. Om te beginnen over de wijngaard zelf en het werk erin. De wijngaard en de wijnstok zijn geliefde beelden in de bijbel (Jes. 5,1-7). Zittend bij de vijgenboom en genietend van de vrucht van de wijngaard, dit is in het boek Zacharia een beeld van vrede en rust. (Zach. 3,10).
Jezus noemt zichzelf de warme wijnstok en zijn Vader de wijnbouwer (Joh. 15,1-8).
De wijngaard houdt van warme streken. De verandering van klimaat zal allicht in onze streken het aantal wijngaarden verder doen aangroeien.
September, oktober zijn de maanden van de wijnoogst. Jacques vertelde hoe hij met een groep vrienden meegeholpen heeft aan de wijnoogst en hoe zeer hij ervan genoten heeft. Op internet staan uitnodigingen om in deze maand naar een Franse wijngaard te reizen, zowel omwille van een eet en drankfestijn alsook om er even te helpen bij de druivenoogst.
Op zoek naar arbeiders voor de wijngaard (Mt. 20,1-16)
De eigenaar van de wijngaard heeft arbeiders nodig, veel arbeiders. Hij zoekt ze de ganse dag door op verschillende tijdstippen. Voor Jezus is de wijngaard een beeld voor het Rijk Gods, voor de Kerk die hij wil vormen. Daarvoor heeft hij arbeiders nodig. Hij gaat op zoek op elk moment van de dag en hij voorziet voor wie er komt werken een passende verloning.
Hij roept altijd en voortdurend. Elke gedoopte is een medewerker in zijn wijngaard. Zoals de wijnbouwer erop uitrekt om arbeiders aan te werven zo moet de Kerk erop uit trekken om mensen te ontmoeten en ze uitnodigen om mee te werken en om Jezus Christus te ontmoeten.
“Niemand heeft ons gevraagd”, zeggen de werkzoekende bij het elfde uur van dag. Ze waren de ganse dag werkloos. Niemand had hen gevraagd of uitgenodigd. Zij voelen zich leeg en overbodig. Horen we de stem van hen die zeggen dat niemand hen gevraagd heeft? Horen wij de ontgoocheling van hen die moeten vaststellen dat ze afgeschreven zijn, zeker wanneer ze een bepaalde leeftijd hebben bereikt.
Niet mee tellen. Aan een journaliste werd gevraagd of ze soms negatieve reacties kreeg; waarop ze antwoordde: “Le pire dans la vie c’est d’être ignoré.” Het ergste is wanneer niemand nog om je geeft.
Er zijn wel dapperen die verder zoeken en het Bijbelwoord aanvullen of ombuigen. Wanneer niemand je roept, zorg ervoor dat je geroepen wordt. Si non es vocatus, fac ut voceris. Laat je stem horen, zoek bondgenoten. Het is zowat het parool van activisten.
Bij het vallen van de avond
De aanwervingen maken het eerste deel uit van de parabel. Dan komt het tweede luik: de afrekening, de uitbetaling. Het komt meer uitdagend over. Het drukt de spanning uit, die in deze parabel steekt. Als lezer en toehoorder worden wij erin betrokken.
Die later zijn gekomen
De laatste aangeworvenen worden het eerst uitbetaald en ze krijgen evenveel als wat met de eersten, met de pioniers van het vroege uur, was overeengekomen. Dit riep dan verwachtingen op bij hen, die vroeg zijn aangeworven, die zwoegen van de morgen tot midden in de nacht. Zij dachten dat zij meer zouden krijgen. Wij begrijpen hun ongenoegen. Wij zouden verwachten dat wanneer de eigenaar zich mild opstelt, dat de eersten er ook zouden van genieten.
Zij zijn wat koleirig omdat degenen die na hen zijn komen werken evenveel ontvangen. Zij halen er misschien het spreekwoord bij: “Het paard dat de haver verdient krijgt het niet.”
Zijt gij kwaad omdat ik goed ben?
Wat kunnen we inbrengen tegen de Heer die van zichzelf zegt - en het ook bewijst - dat hij goed is en daardoor ook aan de laatste geeft wat ze nodig hebben om te leven. Een denarie, een zilveren Romeinse munt, was normale dagloon, daarmee kon men een dag voorzien in de noden van het gezin.
Uiteindelijk erkennen wij toch dat de eigenaar vanuit zijn goedheid een schone daad stelde door een behoorlijke som te geven aan de laatst aangeworvenen.
“God is groter dan ons hart” (1 Joh. 3,2). “Allen hebben wij dezelfde rechten om deel te hebben aan Gods goedheid en aan de liefde, die Hij aan de mensen aanbiedt. Niemand mag zich de verdiensten toe-eigenen die hem of haar het recht zouden geven op het koninkrijk en die hem of haar daar enige macht zouden verzekeren” (Commentaar van la Bible Pastorale bij de parabel van de werkers van het elfde uur).
Het vraagt van hen die het goed hebben en bijgevolg alle redenen hebben om dankbaar te zijn, dat zij kunnen aanvaarden dat anderen het ook goed mogen hebben. Een welstellende dame had het er bij het begin der golden sixties toch moeite mee dat de zoon van haar huisknecht begon met de studies van geneesheer. Nog altijd zijn er mensen nijdig wanneer middelen vrijgemaakt worden om vluchtelingen op te vangen.
Wij kunnen bijdragen aan een maatschappelijke ordening waarbij elkeen over het levensminimum mag beschikken. Al betaalt niemand gaarne belastingen, toch is dit een vorm van verdelende rechtvaardigheid en een zorg om een solidaire maatschappij uit te bouwen. In de jonge kerk van Jeruzalem was er kortstondig een droom van een gemeenschap, waarbij elkeen meewerkt naar vermogen en ontving volgens behoefte (Hand. 4,32,32-36).
Al zijn we niet blind voor hen die wijzen op misbruiken. Er zijn mensen die zich schijnen te installeren in hun statuut van werkloze. Vlaamse bedrijven willen arbeidskrachten aantrekken uit India en Mexico en lieten opmerken dat hun aanbod naar de andere kant van de taalgrens om werklozen aan te trekken niet lukt.
De eerstgeroepene, wie zijn ze?
Wie zijn in deze parabel de eerst geroepenen? Allicht zijn de apostelen bedoeld. De eersten hebben misschien altijd de neiging zich als bevoorrechten te beschouwen. Het zou ook kunnen wijzen op de eerste conflicten tussen joden die christen werden en de eerste heidenen die toetraden. En na hen komen er nog altijd nieuwe bij.
Het heeft altijd tijd gevraagd om nieuw aangekomen als volwaardige broeders en zusters op te nemen. In de ogen van de Heer tellen wie leeft aan de periferie even goed mee als die in het centrum. Paus Franciscus is hierbij een goede pleitbezorger. Zijn bezoek aan de kerk in Mongolië is daarvan een sterk teken. De paus weet ook dat de Bijbel geen handboek is over economie, maar de droom van het Rijk Gods bevat wel een appèl naar een menselijke economie, waar niet op de eerste plaats de winst voorop staat, maar de zorg voor de mens.
Todos, todos, elkeen, allemaal. Het is als de samenvatting van de boodschap van de paus tijdens de Weredjongerendagen in Lissabon. Allemaal, de werkers van het eerste uur en het laatste uur, ze zijn allen uitgenodigd en God biedt hun zijn genade aan. Aan allen wordt een denarie aangeboden. “Deze denarie staat voor het eeuwig leven, dat God aan allen aanbiedt”, zei paus Benedictus bij het Angelusgebed op 21 september 2008: “Es ist klar, daß dieser Denar das ewige Leben darstellt, ein Geschenk, das Gott allen vorbehält.”
“De alleroudste vaders, de allerjongste zoon,
Zij krijgen Gods genade, dat is het volle loon.
Die later zijn gekomen, die krijgen evenveel,
Genade zal hun lonen, een evenredig deel”
(ZJ 312)